CRITIEK, v. (-en), beoordeeling vooral van de waarde, de goede en slechte hoedanigheden van voortbrengselen van wetenschap of kunst, ook van de daden, de handelingen, het gedrag van personen grondige, wetenschappelijke critiek;
— opbouwende, af brekende critiek, waarbij zooveel mogelijk de goede of de slechte hoedanigheden aangetoond worden;
— beneden alle critiek, niet waard beoordeeld te worden, vandaar: schandalig slecht: het spel van dezen acteur is beneden alle critiek;
— critiek (uit-) oefenen op iemands daden, zijn gedrag, er zijn oordeel over uitspreken;
— opstel, verhandeling, werk waarin eene beoordeeling gegeven wordt: eene critiek in „De Gids” door Potgieter; de litterarische fantasieën en critieken van Busken Huet;
— de kunst om wetenschappelijken of artistieken arbeid te beoordeelen dit werk voldoet niet aan de eischen der hedendaagsche critiek; bijbel-, muziek-, tooneelcritiek, tekstcritiek, zie aldaar. Critiekje, o. (-s).