Gepubliceerd op 24-02-2020

Cel

betekenis & definitie

Het begrip cel heeft 2 verschillende betekenissen:

1. cel - CEL, v. (-len), een klein vertrek in een klooster, eene gevangenis, een krankzinnigengesticht voor één persoon;
— de veroordeelde werd naar de cel overgebracht, cellulaire gevangenis;
hij heeft een jaar cel gekregen, celstraf;
— eenzame kleine woning van een kluizenaar en vandaar bij vergelijking in dichterlijke taal in toepassing op het stille eenzame studeervertrek, vgl. boekencel, voor boekenkamer;
— benaming van een der hokjes in den vorm van zeszijdige prisma’s waaruit de raten der bijen en wespen bestaan;
— (in de electriciteit) eene der afdeelingen van den Galvanischen trog waarin deze door de metaalplaten verdeeld wordt; ook elk vat van eene batterij dat een element bevat;
— (in de biologie) het elementaire bestanddeel van organismen; een op zichzelf staand deeltje protoplasma, gewoonlijk in een vliezig bekleedsel (celwand): het infusiediertje bestaat uit eene cel;
— ééncellig, van organismen die uit ééne cel bestaan (moneren, infusiediertjes), tegenover veelcellig;
— ademhalingscel; bewegings-, gewaarwordingscel enz., onderscheidingen der cellen naar hare functiën;
— bloed-, klier-, vet-, zenuw-, zintuigcel, benamingen voor de cellen van het bloed, de klieren enz.;
— eicel, die cel waaruit een organisme kan worden gevormd; hout-, plantencel, enz.

2. cel - CEL, v. (-len), verkorting voor violoncel, een strijkinstrument, eene quint lager gestemd dan de altviool, en dat men bij het bespelen tusschen de beenen houdt.



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.