BRIJPAN, v. (-nen);
...POT, m. (-ten), pot om brij in te koken;
— (spr.) bij moeders brijpot blijven zitten, hokken, nooit van huis gaan, niet zelfstandig worden;
— (gew.) ’t is zoo’n brijpot, hij brijt de letter r; (ook) hij spreekt zeer onduidelijk (als met brij in den mond);
...PUIST, v. (-en), (geneesk.) papgezwel;
...SCHOTEL, m. (*s).