Gepubliceerd op 24-02-2020

Brak

betekenis & definitie

Het begrip brak heeft 3 verschillende betekenissen:

1. brak - BRAK, bn. (-ker, -st), zout, zilt;
— brak water, zoet water met zeewater vermengd; (ook) water in stilstaande poelen of veenplassen;
— brakke grond, van brak water doortrokken;
— brakke turf, waarin zoutdeelen zijn;
— (gew.) bedorven: brakke melk. BRAKHEID, v.

2. brak - BRAK, m. (-ken), eene soort van jachthond, drijfhond;
— (fig.) ondeugende jongen, straatjongen; een jongen die wat durft, bengel;
— boerenwagen op vier wielen voor landbouwgebruik.

3. brak - BRAK, v. (-ken). Zie BARAK; (Zuidn.) kermistent.