BOODSCHAP, v. (-pen), het overbrengen van tijdingen, verzoeken enz. op last en ten behoeve van anderen, waarvoor men zich ergens heen moet begeven eene lastige boodschap; boodschappen doen, verrichten;
— het doen van kleine inkoopen boodschappen loopen, rijden, daavoor rondloopen, rondrijden; iem. om eene boodschap uitsturen; om eene boodschap gaan;
— daar is de kruidenier met de boodschappen, met de bestelde waren;
— eene blauwe, looze boodschap, voorwendsel om iem. te verwijderen of zelf ergens heen te gaan;
— een kind om eene boodschap sturen, een halven maatregel nemen, ook (gemeenz.) eene kleine troef uitspelen, terwijl er nog eene achter de hand is, vgl. hengelen, visschen;
— dat is geen kind om eene boodschap, van iets gezegd, dat in zijne soort groot, geweldig, afdoende is;
— van een kind om de boodschap moeten, (in bakertaal) van een kind moeten bevallen;
— eene groote boodschap doen, zijne behoefte doen;
— eene kleine boodschap doen, wateren;
— mondeling of schriftelijk bericht; brieven en boodschappen te bezorgen bij
...., gewoon opschrift op de huisdeur of voor het raam bij afwezigheid;
— de blijde boodschap, het Evangelie;
— Maria boodschap, heilige boodschap, verkondiging van Jezus’ geboorte aan Maria door den engel Gabriël; (ook) feestdag in de R.-K. kerk (25 Maart); (ook) naam van eene schilderij of andere afbeelding dier gebeurtenis;
— Koninklijke boodschap, brief des Konings aan de Staten-Generaal, ten geleide van een wetsontwerp enz.; soort van troonrede in republieken: de boodschap van den president der V.S.;
— (gew. en scherts.) groet, compliment: mijne boodschap aan uw broeder;
— aan hem, daaraan heb ik geene boodschap, met hem, daarmee heb ik niets te maken, daaraan behoef ik mij niet te storen;
— oppassen, zwijgen is de boodschap, daarop komt het vooral aan;
— dat is de boodschap niet. dat is de zaak niet. waarover wij spreken;
— het is weer de oude boodschap, het oude liedje, gezegd van iets dat telkens terugkomt.