BONKEN, (bonkte, heeft gebonkt), het aangesneden hooge veen tegen den winter met bonkaarde bedekken als een middel tegen het bevriezen;
— het verwerken van de bovenste veenlaag of veennerf;
— opzettelijk of bij toeval hard tegen iem. of iets aankomen, stooten, beuken; (Zuidn.) bikkelen; afrossen.