Gepubliceerd op 24-02-2020

Bloot

betekenis & definitie

Het begrip bloot heeft 2 verschillende betekenissen:

1. bloot - BLOOT, bn. en bw. (-er, -st), zonder bedekking, zonder kleeren, onbedekt: bloote armen;
— met (het) bloot(e) hoofd; op zijne bloote beenen (voeten) loopen, ook op zijne bloote bajonetten of strijkijzers;
ge zult er mij nog op uw bloote knieën voor danken, er ten zeerste dankbaar voor zijn;
— ik doe het op mijn bloote voetjes, scherts, gebezigd bij sommige kaartspelen, wanneer men zonder roem speelt;
— op den blooten grond slapen, niet op een bed;
— ongedekt: onder den blooten hemel, in de open lucht;
— het bloote zwaard, uit de scheede getrokken;
— bloot paard rijden, zonder zadel;
— bloote geleiding, electrische draad of geleiding zonder bekleeding;
— iem. tot het (bloote) hemd toe uitkleeden, geheel en al;
— (gemeenz.) iem. voor de bloote (billen) komen, geven, voor de billen staan; ook voor de bloote krijgen, berispt worden;
— zonder eenig hulpmiddel of wapen met het bloote oog iets waarnemen, zonder vergrootglas of verrekijker;
— den vijand de bloote borst bieden;
— iem. de bloote waarheid mededeelen, niets meer dan de waarheid;
— hij was bloot een geleerde, niets meer; dit is geen bloote herdruk;
— een bloot vermoeden, niets meer dan een vermoeden; een bloot toeval, zuiver een toeval; hij heeft het bloote toezien, hij mag er naar kijken;
— de zee open en bloot voor zich zien, open en vlak;
— het ligt open en bloot voor u, (gew. blijk (bliek) en bloot), voor uw neus;
— bloot uit belangstelling, enkel;
— bloot uit nieuwsgierigheid, uit niets anders; (gew.) ik heb het bloot voor u gedaan, alleen voor u. BLOOTELIJK, bw. alleen.

2. bloot - BLOOT, v. BLOTE, (bloten), (gew.) schapenvacht waar de wol afgeschoren is.