BILJET, o. (-ten), geheel of gedeeltelijk bedrukt stuk papier of kaartje, dienende tot aankondiging, tot bewijs enz. aanplakbiljet; retourbiljet; belastingbiljet; reclamebiljet; muntbiljet; inteekenbiljet; biljet van inkwartiering;
— in biljetten liggen, ingekwartierd zijn bij de burgers;
— toegangsbewijs biljetten laten halen (voor eene tooneelvoorstelling, een concert enz.). Biljetje, o. (-s), briefje.