BIJZONDERHEID, v. (...heden), bijzondere omstandigheid, vreemdheid, zonderlingheid: er kwam eene bijzonderheid bij voor; de bijzonderheden eener gebeurtenis, van een verhaal, de onderdeelen, bijomstandigheden;
— bijzonderheden ontbreken nog (uit een courantenbericht), de details; ik kan al die bijzonderheden niet onthouden;
— eene zaak in bijzonderheden bestudeeren, tot in kleine onderdeden; tot in bijzonderheden, tot de geringste bijzonderheden af dat en, tot in kleinigheden.