BESNIJDEN, (besneed, heeft besneden), door snijden vormen, kanten en hoeken afnemen, inz. in toepassing op kunstig snij- en graveerwerk;
— een paardenhoef besnijden, het te hoog geworden hoorn verwijderen;
— (inz. bij Isr. en Mohammedanen) de voorhuid wegnemen. BESNIJDING, v. (-en).