(baande, heeft gebaand), een weg banen, door een bosch, door de sneeuw, op het ijs een weg maken, begaanbaar maken, (ook) een weg vinden;
— het schip baande zich een weg dwars door ‘t ijs;
— zich alleen op gebaande wegen begeven, zich aan geene moeilijkheden of gevaren blootstellen;
— (fig.) zich zelf den weg tot eer, roem banen; den weg tot iets banen, de hindernissen overwinnen;
— (vinkersterm) van vinken gezegd uit het hout op de haan komen; (bij uitbr.) langs den publieken weg slenteren (van lichte vrouwen gezegd).