m. (-s), meest alvertje, o. (-s), eene soort van roofkarpertje (alburnus), 10
—18 c.M. lang, bekend om den fraaien zilver- of paarlemoerglans zijner schubben, ook alvenaar, moertje, nesteling en panharing genoemd; het bekleedsel der schubben wordt gebruikt tot het vervaardigen van valsche parels.