Afvloeken (vloekte af, heeft afgevloekt), door het uiten van hevige vloekwoorden wegjagen men wordt er bang van, als men hoort hoe hij de bedelaars van zijn erf afvloekt;
— iem. vloekend afschepen, met vloeken bejegenen 't is een ruwe apostel, hij vloekt iedereen af;
— wat (vrij wat, heel wat) afvloeken, veel of erg vloeken die oude matroos heeft in zijn leven al wat afgevloekt.