Afvijlen (vijlde af, heeft afgevijld), (metalen of andere zeer harde voorwerpen) door vijlen afzonderen, doorvijlen en zoodoende wegnemen ; een gevangene de handboeien afvijlen; de ring zat zoo vast aan den vinger, dat hij er niet af te krijgen was; men moest hem voorzichtig afvijlen;
— (de buitenste deelen van metalen of andere zeer harde voorwerpen) met eene vijl wegschrapen en zoodoende de voorwerpen dunner of stomper maken de sleutel is te dik; ge moet er wat afvijlen; de punt van een spijker afvijlen;
—(metalen of andere zeer harde voorwerpen) de ruwe oppervlakte glad vijlen;
— door vijlen ontdoen, hetzij van de buitenste deelen, hetzij van ruwigheden of oneffenheden; of wel iets dat zich aan de oppervlakte bevindt met de vijl afnemen een ijzeren bout, een sleutel enz. afvijlen;
— (fig.) (woorden, taal, stijl enz.) met overdreven zorg ontdoen van al wat ruw, onzuiver of wanluidend is, zoodat alles er glad en netjes uitziet;
— (voorwerpen die gevijld moeten worden) vijlen voor zooveel noodig is, ze met de vijl afwerken;
— veel vijlen. AFVIJLING, v. (-en).