(solde af, heeft en is afgesold), (dicht.) (van een schip) door den wind of de zee heen en weer slingeren en daardoor voor de vaart onbruikbaar worden een afgesold vaartuig;
— de afgesolde schepelingen, door de hevige slingeringen van hun vaartuig geteisterd en afgemat;
— veel in dicht, toepassing op de stormen des levens afgesold op ’s levens woeste vloeden;
— (fig.) door hevige hartstochten, kwellingen enz. iem. afmatten;
— iem. zwaar vermoeien, afmatten door met hem te stoeien de jongens zijn met haar aan ’t stoeien geweest en hebben haar afgesold, dat het een aard had !;
— zich afsollen, zich afmatten door met anderen te stoeien en elkander her- en derwaarts te trekken zij hebben zich gisteren zoo afgesold, dat zij allen doodmoe waren.