AFKUSSEN, (kuste af, heeft afgekust), het nieuwtje, de aardigheid enz. (van iem. of iets) af kussen, zóólang kussen, dat er het nieuwtje of de aardigheid af is;
— met een kus een twist bijleggen; de pijn af kussen, door een kus of kussen doen ophouden;
— iem. door een kus met zich verzoenen;
— zich af kussen, zich door kussen vermoeien, afmatten.