Gepubliceerd op 14-11-2017

aandeel

betekenis & definitie

Aandeel - o. (-en), deel van iets, dat iemand in eigendom toebehoort of toekomt; gedeelte, dat iem. bijdraagt tot het kapitaal voor eene onderneming of tot eene gemeenschappelijke handeling; aandeelbewijs: aandeelen plaatsen, nemen;

- (fig.) hij heeft ruim zijn aandeel in 's werelds lief en leed gehad, lief en leed heeft hij ondervonden; - (fig.) hij nam aandeel (thans meestal deel) in ons geluk en ongeluk, hij gaf blijk van zijne belangstelling, deelneming; - (fig.) hem niet alleen heb ik dit buitenkansje te danken, zijn vriend heeft er ook aandeel aan gehad, er het zijne toe bijgedragen; - aandeel hebben in eene fabriek, zaak, maatschappij, eigenaar van een gedeelte en tevens medebestuurder zijn; - aandeel hebben aan huizen, landerijen, eene erfenis, een buit, oproer, deelgenoot zijn; - aandeel hebben in de winst, in de belasting, (telkens terugkeerend); - aandeel hebben aan de winst, aan de oorlogsschatting, (slechts eenmaal verkregen, geheven); - aandeel nemen aan een geschenk, maar in iemands vreugde of droefheid.