Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zweten

betekenis & definitie

(zweette, heeft gezweet),

1.transpireren, vocht uitwasemen, zweet van zich geven : onder de armen zweten ; de zwetende huid ; — ik zweet ervan, dat kost mij moeite; ergens op zweten, zich sterk inspannen om een moeilijke arbeid te verrichten ; — de examinandi laten zweten, hun lastige vragen te beantwoorden geven ;
2. (overg.) als zweet van zich geven: bloed zweten, verschijnsel dat het zweet een weinig rood gekleurd is van bloed ; — etter en bloed (Zuidn. water en bloed) zweten, geweldig zweten door grote inspanning of door beangst te zijn ; — ik kan hem wel zweten, hij staat verre beneden mij (in kennis, in bekwaamheid);
3. (fier.) de persen doen zweten, zeer veel te drukken geven ;
4. (jag. en Barg.) bloeden ;
5.vochtig worden, uitslaan : bij dooiweder zweten de muren en het houtwerk ; — de nieuwe dakpannen zweten, laten het water door ;
6. (leerl.) huiden zweten, met zout bestrooien en geruime tijd in een warme ruimte laten liggen, zodat het zweet (3.) er uit komt en ze beter onthaard kunnen worden :
7. (in ijzergieterijen) beginnen te smelten.