Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zucht

betekenis & definitie

v.,

1. ziekelijk verschijnsel bestaande in opzwelling van enig lichaamsdeel door opeenhoping van waterig vocht daarin : zucht in de benen; zucht door de koude veroorzaakt; vgl. waterzucht;
2. eerste afscheiding, beginsel van melk in de borsten ener zwangere vrouw ;
3. ziekelijke of overdreven neiging, begeerte: zucht naar zingenot-, de zucht om te behagen; vgl. ziektenamen als bleek-, geelzucht-,
4. (in niet-ongunst. zin) sterke be-

geerte : de zacht tot de vrijheid; zacht tot zelfbehoud; zucht tot de studie.

< >