m.,
1. geweldige, grote vloed die, volgens het bijbelverhaal (Gen. 7) ten tijde van Noach de wereld met al wat er op was verzwolg, wegens het zondige leven der mensen; alleen de Ark van Noach bleef gespaard; (scherts.) dat is nog van vóór de zondvloed, zeer ouderwets ;
2. (oneig.) alles overstelpende vloed, massa van iets: de oorlog bracht een zondvloed van leed en haat.