Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Zonderling

betekenis & definitie

I. bn. bw. (-er, -st), vreemd, niet alledaags, ongewoon: zonderlinge vormen, gewoonten ; een zonderling mens ; zich zonderling kleden ;praedicatief: dat is zonderling; zonderling!; — zelfst.: het is niets zonderlings ; wat is daar voor zonderlings aan ?

II. zn. m. en v. (-en), zonderling mens, iem. die vreemd doet, excentriek : hij is zeer eenzelvig, een zonderling bijna.