(zanikte, heeft gezanikt), gedurig herhalend, aanhoudend en op een vervelende wijze over iets spreken, iets vragen : hij kan zo zaniken ; over iets zaniken ; — om iets zaniken, er voortdurend, dreinerig om vragen, zeuren; lastige of overbodige vragen stellen of opmerkingen maken : wat zanik je nu weer?