Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wrang

betekenis & definitie

I.bn. bw. (-er, -st), eigenschap van iets dat bij het proeven de mond wringt of samentrekt, zerp: wrange appels ; die wijn is wrang ; — in lig. gebruik : nu smaakt hij de wrange vruchten van zijn wangedrag ; — ook van wat op het gemoed een overeenkomstige werking heeft: wrange spot; o, al te wrang een proef van ’? Noodlots onbestand! (Staring); zou de wereld mij dienen en erente wreder waar 't wrang ontberen (H. de Vries); — bij uitbr. ook wel eens van reukgewaarwoordingen gezegd : weelden der schemering! geur, heet en wrang! (H. de Vries)

II. v. (-en),

1. (scheepsb., eert.) gebogen houtwerk, buikstukken : wrang, halve wrang van het grootspant; (thans) dwars op het zaathout staande plaat in de bodem van een schip :
2.(g.mv.) etterdracht, inz. etterige uierontsteking, bij koeien ;
3. (gew.) slinger, kruk van een handmolen —
4.(gew., mv.) warkruid
5. (jag.) complex van holen of gangen in de grond.