Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Worp

betekenis & definitie

m. (-en),

1. het werpen ; — een bep. handeling van werpen: de eerste worp hebben; een worp naar iets hebben, (oneig.) kans hebben om het te verkrijgen; hij deed een gelukkige worp, hij wierp goed ;
2. het baren van dieren : het konijn had elf jongen in één worp ; jongen van één worp;
3. zoveel als tegelijk geworpen wordt: het geld bij worpen tellen ; worpen van vijf; een worp lijnkoeken, 13 stuks; — zoveel jongen als een dier in eens baart: een worp jonge honden; 4. weverskam;
5.(zeew.) elk der zware balken die de uiterste spanten van het achterschip van binnen kruisen.