Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Wolk

betekenis & definitie

v. (-en),

1. zichtbare, al of niet gevormde massa van zwevende waterdruppeltjes of ijskristallen in de atmosfeer, die kan overgaan tot regen, sneeuw of hagel: de lucht is met wolken bedekt; ik zie een wolk die op een vis lijkt; lage, middelbare en hoge wolken; de wolken trekken naar het Oosten.; de wolken pakken zich samen, worden voortdurend dichter; — (zegsw.) een meid, een kerel als een wolk, een gezonde, kloeke meid, kerel; ecu kind als een wolk, een wolk van een kind, een gezond en fleurig kind ; — donkere wolken, (fig.) dreigende, ongunstige vooruitzichten; — iem. tot in de wolken verheffen, hem uitbundig prijzen ; — uit de wolken vallen, plotseling ontnuchterd, teleurgesteld worden ; — in de wolken zijn, zeer verheugd zijn ;
2. massa die bij een als onder 1. genoemde vergeleken wordt: wolken van stof warrelden omhoog; een wolk van rook ; een wolk van sprinkhanen, zeer grote menigte sprinkhanen ; (bijb.) een wolk van getuigen, zeer veel getuigen ; — kosmische wolken, op de onder 1. genoemde gelijkende massa’s aan de sterrenhemel van onzekere natuur ; — als troebeling in een vloeistof: een wolkje melk in de thee of koffie, een klein scheutje ; — het water moet zonder wolken, zijn, de urine moet helder zijn ; — Kaapse wolken, maïzenavla versierd met dotjes geklopt eiwit; — als vlek: wolkjes op de buik van een zwangere vrouw, wolkvormige rode vlakken, ontstaan door het uittrekken der huid.