Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Woest

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, meest —),

1. ledig, zonder plantengroei of onbebouwd: de aarde nu was woest en ledig (Gen. 1:2); een woeste landstreek; woeste, onherbergzame oorden; — woeste grond, niet in cultuur gebrachte ; (in Indië) grond die aan niemand toebehoort; — braak : een land woest laten liggen ; 2. wild, verwilderd, onordelijk : een woest voorkomen hebben ; een woeste baard ; alles ligt woest en verward door elkaar; — barbaars: een woest volk; — ongetemd: een woeste hond;
3. ruw, onbesuisd, gewelddadig: ’t maal, den woesten hoop bereid (Staring); woeste jongens; zich woest aanstellen; wild en woest te werk gaan; — onbeschaafd, ongecultiveerd: woeste bergstammen-, vand. fig. van een tijdperk: in deze zelfde muren, zag woester eeuw Lenora’s jeugd te fel een storm verduren (Staring);
4. losbandig: woest leven;
5. hevig tekeergaand, onstuimig: de woeste golven ; — een woeste stier, die zeer wild is ; 6.verbazend kwaad, zeer toornig: op dat gezegde werd hij woest.