Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Woede

betekenis & definitie

v.,

1. hevige gramschap, razernij: in woede geraken ; van woede buiten zichzelf zijn ; van woede schuimbekken ; in blinde woede ontstoken;
2. wilde bewogenheid, drift: de woede der hartstochten; neergesmeten door de woede der golven op een onherbergzaam strand (Couperus);
3. verwoedheid: waar het (zeker liedje) eigenlijk op was en waarom wij het niet zingen mochten, daar ben ik nooit recht achter gekomen, maar wij zongen het met een soort woede, dat weet ik wél (Haverschmidt); (in samenst.) manie ; vgl. danswoede e.d.

< >