(maakte weg, heeft weggemaakt),
1. doen verdwijnen : vlekken wegmaken;
2. zoekmaken, doen verloren gaan : die jongen maakt alles weg ;
3. (drukk.) distribueren : je kunt die circulaire wel wegmaken, er hoeven er geen meer van gedrukt te worden ;
4. verkwisten ;
5. (Zuidn.) zijn fortuin wegmaken, vermaken aan niet-familieleden ;
6. onder narcose brengen ;
7. zich wegmaken, zich uit de voeten maken, een goed heenkomen zoeken.