(bracht weg, heeft weggebracht),
1.elders heen —, bep. naar de plaats van bestemming brengen, vervoeren : brieven, kranten, boodschappen wegbrengen ; — de dief werd weggebracht, in verzekerde bewaring gesteld ; — geld wegbrengen, met spijtigheid (moeten) betalen ;
2. schepen wegbrengen, op zee opzettelijk doen zinken om de verzekeringssom machtig te worden ;
3.op zijn weg vergezellen : ik zal u een eindje wegbrengen.