(wapende, heeft gewapend),
1. van wapens voorzien, voor de strijd uitrusten: de burgers wapenen; zich met een pistool, een stok wapenen; van top tot teen gewapend ; het vliegtuig is met zes machinegeweren gewapend ; 2. versterken, in staat van tegenweer brengen : een vesting wapenen
3. versterken, bestand tegen iets maken : zich tegen de koude wapenen; zijn hart tegen de verleiding wapenen ; — beton wapenen, met ijzeren staven versterken;
4. in fig. zin van wapens voorzien, uitrusten met iets : zijn ogen met een bril wapenen ; wapen u met geduld ; — vgl. ook Gewapend.