Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Waal

betekenis & definitie

m. (Walen),

1. bewoner van de Waalse provinciën in België, vooral van Luikerland; — (Zuidn.) in de Walen, in de streek waar de Walen wonen, in Wallonië ;
2. binnenvaartuig met platte bodem, rechte wanden, zonder Mei, op de Belgische bovenrivieren en kanalen in gebruik :
3. zure kers van de soort Prunus cerasus (var. pumila).