Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vrijen

betekenis & definitie

(vrijde, heeft gevrijd, volkst. ook vree, heeft gevreeën),

1. tot een huwelijk aanzoeken: hij vrijt een weduwe ; — thans gewoonl. onoverg., de gunst trachten te verwerven van, dingen naar de hand van: hij vrijt naar (om) mijn buurmans dochter; — verkeren: die twee vrijen al sedert vijf jaren ; — (spr.) wie vrijt slijt (maar wie vrijt met zin, wordt er dik tegen in);
2. minnekozen : die twee zitten lekker te vrijen ;
3. (fig., w. g.) vleien, flemen : bij iemand om iets vrijen.