Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vracht

betekenis & definitie

v. (-en),

1. wat op of in iets of op een persoon of dier ligt of gelegd wordt om het te vervoeren : die vracht is te zwaar voor de wagen; een vracht op de rug hebben; —zijn vracht meekrijgen, een strenge berisping, een pak slaag krijgen ; — hij heeft de vracht in, hij is dronken ; — (als verzamelnaam) goederen die tegen betaling vervoerd worden : vracht naar Rotterdam inhebben ; vracht zoeken ; . op vracht varen, om lading te zoeken;
2. last, wat men draagt, met gedachte aan het gewicht: een hele, een zware vracht aan iets hebben;
3. zoveel als men in eens vervoert: een vracht hout, zand ;
4. vervoerloon : dat kost f 10 aan vracht; voor halve vracht meevaren, slechts de helft betalen, (fig.) weinig geteld worden; — de vracht beet hebben, geld hebben gewonnen ;
5. (gemeenz.) groot aantal of grote hoeveelheid: hij heeft een vracht boeken.