Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voorstellen

betekenis & definitie

(stelde voor, heeft voorgesteld),

1. voor (iets) stellen, plaatsen; — thans alleen oneig. van

personen die men voor anderen leidt om ze bekend te maken, persoonlijk bekendmaken, introduceren: iem. aan zijn familie voorstellen; zich laten voorstellen; hij is aan de koningin voorgesteld ; — (wederk.) zich voorstellen, zich met zijn naam bekend maken; ook in een bep. kwaliteit: hij stelde zich voor als de nieuwe inspecteur ; 2. voor de geest stellen, aan iem. uiteenzetten: iem. het nut en de schade van iets voorstellen; — thans alleen wederk., zich iets voorstellen, het zich voor de geest stellen, zich een denkbeeld er van vormen : men moet zich de zaken goed voorstellen; stel u mijn verbazing voor; zich iets levendig kunnen voorstellen, het zich best kunnen indenken en vand. begrijpen; — zich inbeelden: ik stel mij voor dat dit onmogelijk is; stel je voor dat zo iets zou gebeuren, denk je in; — stel je voor! uitroep van ergernis over iets dat men onredelijk, onbehoorlijk vindt;

herinneren, voor de geest halen: ik kan hem mij niet meer voorstellen;

3.van plan zijn, het voornemen hebben: ik stel mij voor er even heen te gaan;
4. aan het oordeel, aan de beslissing van iem. onderwerpen, voorleggen : ik stelde hem voor, samen te gaan, deed hem die voorslag ;
5.een beeld ontwerpen, geven van: iets in tekening, op het bord voorstellen ; iets schematisch voorstellen; — (met een zaak als subject) het beeld zijn van : het schilderij stelt een binnenhuis voor; wat moet dat voorstellen? — het toneel stelt een huiskamer voor, moet die weergeven ;

aanduiden: de groene kleur stelt klei, de gele zand voor ;

6. de rol spelen van : hij stelt in dat stuk Othello voor ; — (w. g.) opvoeren : vanavond wordt Faust Voorgesteld.