Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voorover

betekenis & definitie

bw., met de voorzijde nederwaarts of naar beneden gekeerd, voorwaarts naar beneden: hij viel voorover van de kade af; hij lag met het gezicht voorover. Voorover vormt met werkw. scheidbare samenstellingen, die dan een brengen, komen of zijn in de toestand, door voorover uitgedrukt, te kennen geven ; voor de vervoeging zie men de enkelvoudige ww. Vooroverbuigen, naar voren overbuigen : het hoofd vooroverbuigen ; -bukken ; -gaan, onder het gaan zich vooroverbuigen : van ouderdom voorovergaan ; -hangen ; -hellen ; -houden ; -leggen ; -liggen ; -lopen,

1. voorovergebogen lopen ;
2. (zeew.) voorbij de boeg van een schip heenzeilen; -staan; -vallen ; -zakken: het huis zakt voorover; -zitten.