Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voornaamwoordelijk

betekenis & definitie

bn., pronominaal, van, als, bestaande in een vnw.: de voornaamwoordelijke aanduiding, de aanduiding met een vnw., inz. die met bij, zij en het; voornaamwoordelijk bijwoord, ben. voor bijwoorden, samengesteld met daar, hier en waar, er, ergens, nergens en overal, zoaLs er af, hierdoor, daartoe, ergens op, overal tegen.