bn. bw. (-er, -st),
1. waarvan men voordeel heeft, winstgevend : een voordelige zaak ; op voordelige voorwaarden ; voordelig kopen, goedkoop ; — een voordelig saldo, overschot, bedrag waarmee de creditzijde van een rekening de debetzijde overtreft;
2. gunstig : een voordelige wind ; — zó dat de goede eigenschappen uitkomen : dat huis staat daar voordelig; er voordelig uitzien, goed; een voordelig kind, flink voor zijn leeftijd ; — zelfst.: op zijn voordeligst;
3. zodanig dat men er veel profijt van heeft, strekzaam, zuinig: dat is voordelig in het gebruik.