Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voogd

betekenis & definitie

m. (-en),

1. bestuurder in naam van anderen ; thans alleen nog in samenstellingen als: kerkvoogd, landvoogd, slotvoogd, vlootvoogd ;
2. iem. wien door de wet, de rechter of bij testament (het laatste echter alleen door de langstlevende ouder) de taak is opgedragen om voor de belangen van minderjarigen te zorgen en hen te vertegenwoordigen : het rapport moet getekend worden door ouders of voogden; administrerende voogd, de eigenlijke, handelende voogd, tgov. toeziende voogd, iem. die aangesteld is om toe te zien, dat de belangen van minderjarigen door de voogd of de voogdes niet worden verwaarloosd.