Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Verzoenen

betekenis & definitie

(verzoende, heeft en is verzoend),

1. weder tot vrede of vriendschap brengen, genoegdoening geven: iem., een vertoornde verzoenen : man en vrouw met elkander verzoenen ; God, die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus (2 Cor. 5 : 18) ; — God verzoenen, boete doen, zijn zonden bekennen en er voor boeten ; — goedmaken: onze overtredingen, die verzoent Gij (Ps. 65 : 4); het berouw verzoent de zonde ; — zich met iem. verzoenen, de vijandschap doen ophouden, vrede sluiten ; — onoverg. : zij zijn weer verzoend :
2. (wederk., fig.), ik kan er mij best mede verzoenen, verenigen, ik heb er vrede mee; met een denkbeeld verzoend raken, langzamerhand zijn bezwaren er tegen overwinnen, althans zich er bij neerleggen.