v. (-en),
1. het verwarren ;
2. het verward-zijn, verwarde toestand: in de verwarring raakten zij elkander kwijt; verwarring stichten ; in verwarring raken; — een Babylonische verwarring, spraakverwarring, toestand dat niemand de ander meer begrijpt;
3. verlegenheid, beschaamdheid : van verwarring wist hij niet wat hij deed.