Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Verlaten

betekenis & definitie

I. ww. (verliet, heeft verlaten),

1. over-of uit laten vloeien : wijn verlaten , van het ene vat in het andere gieten ; water verlaten, laten af- of toestromen ;
2. uit, van de genoemde plaats weggaan : een huis, de stad verlaten ; — het toneel verlaten, niet meer optreden, medespelen ; — de wereld verlaten, in een klooster gaan, (ook) overlijden ;
3. niet meer blijven bij, niet verder vergezellen, achterlaten : een persoon, iem. in een moeilijke positie verlaten ; — in de steek laten : die man heeft vrouw en kinderen verlaten ; — niet meer bijstaan : Ik zal u niet verlaten , totdat Ik zal gedaan hebben hetgeen Ik tot u gesproken heb (Gen. 28 : 15); Mijn God, Mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten! (Matth. 27 : 46); God verlaat de Zijnen niet; van God verlaten zijn, totaal verdorven ; ook: uitgestorven„ doods ; — mijn gezicht, mijn gehoor, mijn krachten verlaten mij, laten mij in de steek, ik begin ze te verliezen ;
4. (w. g.) overlaten, verkopen : hij heeft het mij voor f 10 verlaten;
5. zich verlaten op, zijn vertrouwen stellen op of in, rekenen op : ik verlaat mij op uw woord ;

II.bn. (-er, -st),

1. waar niemand aanwezig is, doods, door leegheid onaangenaam aandoend : er is iets verlatens in die reeks van onbewoonde vertrekken, dat een pijnlijken indruk maakt (Potgieter); een verlaten huis, ledig, niet meer bewoond ; — een verlaten oord, waar niemand woont; ook eenzaam, afgelegen : een verlaten buurt;
2. in de steek, achtergelaten: een verlaten kind, vondeling ; — verlaten goederen, onbeheerde.