v. (-en),
1. betrekking van grootheden onderling als zodanig, in een vergelijking uitgedrukt: de verhouding van 6 tot 18 is als 1 tot 3 ; het quotiënt is de uitdrukking van een verhouding; de verhouding van of tussen die grootheden is bekend;
2. (mv.) de afmetingen van een zaak in betrekking tot elkaar : de verhoudingen van een gebouw, van een werktuig ; 3. evenredigheid : de gemaakte winst wordt verdeeld naar verhouding der inleggelden ; dat staat in geen verhouding (tot...), is buiten alle verhouding. geheel onevenredig : — elliptisch : naar verhouding is dat duur, vergeleken bij de prijs van andere zaken; — gevoel voor verhoudingen, voor de vereiste evenredigheid;
4. onderlinge betrekking, veelal een rechtsbetrekking : de verhouding van Kerk en Staat; de verhouding tussen de Staat en de burgers; — (in ’t bijz.) betrekking van personen onderling als een durende toestand, verstandhouding : de verhouding tussen hen was goed ;
5. liaison : een verhouding met een vrouw hebben ; — (vand.) vrouw met wie men een liaison heeft.
