Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Verf

betekenis & definitie

v. (verven),

1. vloeibare kleurstof, een bij kamertemperatuur vloeibare massa van een bep. kleur, die in dunne lagen over voorwerpen wordt uitgestreken ter bescherming en/of verfraaiing (of als kunst), en, na droging, daarop een vaste, ondoorzichtige laag vormt: een pot, een bus, een tube verf; verf aanmaken, uit vaste grondstof bereiden door vermenging met olie of water; groene, lichte verf ; — de deur staat in de verf, is pas geverfd; — ook de aangebrachte, opgedroogde kleurstof: de verf bladdert af ; beschadig de verf niet; — het huis zit nog goed in de verf, het schilderwerk is nog netjes, niet haveloos; — (kunstschild.) dat is buiten de verf, die schilderij is buiten de verf, men ziet de verf niet meer, doch alleen de voorstelling ; het tegenovergest. wordt uitgedrukt door niet uit de verf komen ;
2. (thans alleen in verh. st. en meest in ’t mv.) kleur, eig. en fig.: gloeiende verven (in de 19de eeuw nog vaak verwen geschreven).