Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Verenigen

betekenis & definitie

(verenigde, heeft en is verenigd),

1. tot een geheel verbinden, samenvoegen: twee legers, vloten verenigen; twee uiteinden verenigen; — van personen : door het huwelijk verenigd; — wederk., zich aaneensluiten : de arbeiders begonnen zich te verenigen ; de Zeven Verenigde Gewesten (der Nederlanden); de Verenigde Staten (van Noord-Amerika); de Verenigde Naties; — dat is daar niet mee te verenigen, niet in overeenstemming te brengen, dat gaat niet samen; — zich met iets (kunnen) verenigen, het er mee eens zijn, het goedkeuren;
2. in één punt samen doen komen: de lens verenigt de lichtstralen; — wederk.: het punt u-aar de wegen zich verenigen ; — (oneig.) alle stemmen op zich verenigen, door allen gekozen worden ;
3. samenkomen : eindelijk was zij weer met haar man verenigd.