Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Verbond

betekenis & definitie

o. (-en),

1. onderlinge vereniging v. e. aantal personen tot een bep. doel, thans vrijwel alleen van staatslichamen, alliantie: een verbond sluiten, aangaan ; een offensief en defensief verbond, van aanval en verdediging : het Drievoudig Verbond (1668): — (meton.) de gezamenlijke leden van een verbond ; — (Ned. gesch.) het Verbond der Edelen, een in 1565 en '66 tot stand gekomen aaneensluiting van edelen om op alle wijzen het invoeren der Spaanse inquisitie te beletten ;
2. overeenkomst; in ’t bijz. als bijb. term : met u zal Ik Mijn verbond oprichten (Gen. 6 :18); Hij zal het Verbond uwer vaderen niet vergeten (Deut. 4 : 31): (theol.) het verbond der genade, de door Christus herstelde verhouding tussen God en mens: de arke des verbonds, verbondsark; — het Oude en het Nieuwe Verbond, het Oude en het Nieuwe Testament.