Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Veen

betekenis & definitie

o. (venen),

1. aard- of grondsoort, grotendeels samengesteld uit gedeeltelijk verkoolde plantenstoffen, grondstof voor turf: in het Westen van Nederland bestaat de bodem voor een groot deel uit veen ; vgl. laag-, hoogveen ; het veen aansnijden, tot turf verwerken;
2. streek waar de bodem uit de onder 1. genoemde grondsoort bestaat; — (zegsw.) waar men in het veen is, ziet men op een turfje niet, waar veel is, behoeft men niet te sparen ; — turf naar de venen sturen, nutteloos werk verrichten.