Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Veelvoud

betekenis & definitie

o. (-en),

1. (rekenk.) getal dat een geheel aantal malen zeker grondtal bevat: 0, 27, 36, zijn veelvouden van 3, dus ook deelbaar er door ; — gemeen veelvoud, een getal, tegelijk deelbaar door enige andere getallen; kleinste gemene veelvoud, het kleinste getal waarin enige gegeven getallen elk een geheel aantal malen begrepen zijn :
2. (in ’t alg.) bedrag dat of grootheid die meerdere malen groter is dan een gegeven bedrag of een grootheid.