Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Trots

betekenis & definitie

I. m. gmv.,

1. de vervuldheid van en het doen blijken van het (al of niet gerechtvaardigde) gevoel dat men meer is dan anderen: ridderlijke trots; zijn rijkdom vervulde hem met trots; de trots te behoren tot een oud' en beroemd geslacht; — (in ongunst. zin) hoogmoed, het gevoel als hiervóór genoemd wanneer dit overdreven wordt: ongenaakbare, koude trots.
2. (in gunst. zin) het sterke zelfgevoel, de fierheid die het volbrengen van iets groots of het bezit van iets kostelijks geeft: hij kan met trots op zijn werk neerzien; het moedige gedrag van zijn zoon vervulde hem met trots; rechtmatige trots.
3. persoon of zaak waarop men trots is, die het onder 2. genoemde gevoel doet ontstaan: hij was de trots zijner ouders; die boom was de trots van het dorp.
4. in de verb. ten trots, in weerwil van, spijt: allevermaningen ten trots zette hij zijn zin door; — (veroud.) trots bieden, weerstaan: zij bood mij trots, en deze dolk had haar dien trots betaald (Staring).

II. bn. (-er, -t),

1. vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen: een trots geslacht; een trotse houding; trotse gebaren; daar is hij te trots voor; — in bep. gunstige zin, fier: een trotse ziel; de edele, trotse gang van een Arabische hengst.
2. (ongunst.) het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doende blijken, hoogmoedig, hovaardig: hij is trots; zo trots als een pauw; trotse blikken.
3. trots op, wegens het genoemde een (al of niet gerechtvaardigd) gevoel van meerderheid, of wel van zelfvoldaanheid hebbend: daar mag je trots op zijn; trots op zijn werk; trots op geld en goed.
4. (overdr., van zaken) zich stout verheffend, indrukwekkend, a.h.w. een sterk zelfgevoel tonend: trotse kastelen; de trotse kruinen der bomen, der bergen; — met verwiss.: dat was een trots gezicht.

III. bw., met trots, hetzij fier of hoogmoedig: trots rondblikken; zich trots gedragen. IV. vz., in spijt van, ondanks: ik zal het doen, trots zijn verbod; — trots de beste, zo goed als de beste.