Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Trilling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het trillen; — periodieke beweging;
2. elk der heen- en weergaande bewegingen samen van een voorwerp of een deeltje die in hun opeenvolging het trillen uitmaken: de a waarop instrumenten gestemd worden heeft 435 trillingen; longitudinale en transversale trillingen; vrije, gedempte, gedwongen trillingen; electrische trillingen (aethertrillingen); harmonische trilling, die niet als een sinus kan worden voorgesteld, maar wel als ontstaan uit een aantal sinusvormige trillingen.