Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Tijdvak

betekenis & definitie

o. (-ken),

1. elk der grote afdelingen waarin men het bestaan of de geschiedenis van de aarde, van de mensheid enz. kan verdelen: het tijdvak der Kruistochten; het eerste stadhouderloze tijdvak;
2. tijd van betrekkelijk korte duur, tijdperk: het tijdperk van 8 Oct. 1946 tot 7 April 1947.